A conversation piece
Door Tommy van der Loo
Vanuit Nederland vertrekken in de zeventiende en achttiende eeuw zeilschepen beladen met wapens, buskruit, drank en textiel over de Atlantische oceaan naar West-Afrika. Daar aan de kust onderhandelen de Nederlandse kooplieden met Afrikaanse tussenhandelaren. De Nederlanders bieden de goederen aan die ze hebben meegebracht, de Afrikanen hebben mensen in de aanbieding. Die worden aan de Nederlanders verkocht als slaaf. Als de Nederlanders genoeg slaven hebben ingekocht, vertrekken ze met de lading menselijke handelswaar naar Curaçao, Sint Eustatius en Suriname. Daar verkopen ze de slaven aan plaatselijke slavenhouders. Die hebben plantages waar ze slaven suiker, koffie, katoen, cacao of tabak laten produceren. Deze luxe spullen zijn namelijk zeer gewild op de Nederlandse markt. Nu de schepen leeg zijn, kunnen de Nederlanders al deze producten inschepen voor de Nederlandse markt. Met volle ladingen zetten de schepen koers naar Nederland. Op 1 juli 1863 schaft Nederland definitief de slavernij af. Ons land liep daarmee bepaald niet voorop. In Engeland bestond de slavernij sinds 1833 niet meer, en in Frankrijk sinds 1848. Onder invloed van de Franse revolutie was in Frankrijk in 1794 de slavernij beëindigd, maar toen Napoleon aan de macht kwam, herstelde hij de oude situatie. De ideeën van de Franse Revolutie waren echter ook in de kolonies bekend geraakt, en het verzet tegen de koloniale overheersing nam toe. Slaven staken het bezit van hun meesters in brand en liepen weg van de plantages.